Nico Witkamp (1911-1986) verblijft als onderduiker enkele maanden op Huis Landfort in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog. Dochters Ada van Grinsven-Witkamp en Liezbeth Witkamp delen zijn herinneringen aan die periode.
Ada vertelt hoe haar vader in november 1944 wordt meegenomen door de Duitsers: ‘Dat weet ik nog goed, want ik heb hem toen uitgezwaaid. Ik was zes jaar.’ Nico Witkamp werkte bij de Rotterdamse trammaatschappij (RET) en omdat er geen trams meer reden, was hij thuis tijdens de razzia. ‘Het was ’s ochtends vroeg en ik stond boven aan het portaal toen er omhoog geroepen werd’, herinnert Ada zich, ‘hij moest zich aankleden, wat kleding meenemen en naar beneden komen. Hij deed zijn dikke jas van de RET aan en mijn moeder stopte wat spullen in een tas. Beneden werd hij opgewacht en meegevoerd’. De mannen worden in goederenwagens naar Essen in Duitsland gevoerd.
Moeder Sjaan neemt Ada en haar zusje Greetje mee naar hun opa en oma in Schiedam. Hier blijven ze wonen tot na de bevrijding. Al die tijd weten ze niet wat er met hun vader is gebeurd. Tot ze kort na de oorlog een ansichtkaart ontvangen met op de voorkant een foto van Huis Landfort. Achterop staat in een hoekje geschreven: Afz. Je liefhebbende Man en Pappa Nico. Een teken van leven!
Ze zien hun vader pas terug in juli 1945. Ada: ‘Eerder kon niet, want alles was kapot gebombardeerd. Er reed niets, dus hij is op de fiets naar huis gegaan. Wij wisten niet dat hij onderweg was. Hij kwam aan de deur in Rotterdam en toen zeiden de buren “Nico, je vrouw is in Schiedam”. Als moeder Witkamp hoort dat haar man aan de deur is geweest, gaat ze met haar dochters terug naar Rotterdam. De thuiskomst herinnert Ada zich nog goed: ‘We waren nog maar net terug toen de bel ging. We deden de deur open met zo’n touw en daar stond een meneer. Hij vroeg aan ons: “Is je moeder thuis?”, dus ik riep “mama, er is een man voor je aan de deur”. Ik herkende mijn vader helemaal niet meer. Hij was heel bruin en goed gevuld. Dat had hij te danken aan Huis Landfort.’
Ada legt uit hoe haar vader op Huis Landfort terecht kwam. ‘In Essen kreeg hij ruzie met een soldaat over een stuk zeep. Dat leidde tot een handgemeen en toen is hij voor straf naar de grens gestuurd om aan het spoor te werken.’ Nico weet te ontsnappen. ‘Ze moesten terugmarcheren, maar achterin was geen bewaking. Mijn vader zei toen tegen de man naast hem: “ik ga zo naar links in plaats van rechts.” Die antwoordde: “nou, ik ga met je mee.” De mannen zetten het op een lopen en belanden tenslotte op Landfort. Daar kloppen ze aan bij het koetsiershuis. ‘Mijn vader vertelde dat ze gevlucht waren en vroeg of ze onderdak konden krijgen. Hierop antwoordde meneer Wensink, de koetsier: “Dat ga ik vragen aan de eigenaar”. Mijn vader mocht blijven, de andere man vond elders onderdak.’
Liezbeth: ‘Hij is altijd heel dankbaar geweest dat hij op Landfort mocht blijven. Dat ze hem aanvaard hebben toen hij zomaar kwam aanlopen. Dat had ook heel anders kunnen aflopen.’ Ze vertelt dat hij pas veel later over die periode is gaan praten. ‘Hij vertelde wel dat hij daar geweest was, maar aanvankelijk liet hij er niet veel over los. Waar hij geweest was, daar konden we ons eigenlijk geen voorstelling van maken. Hij had het over de baron en barones en vertelde dat ze heel netjes spraken. Pas later kwamen we erachter dat ze dat eigenlijk niet waren. Maar onze vader had vooral contact met de koetsier en zijn gezin. Dat is een levenslange vriendschap gebleven.’
Ada laat een foto zien: ‘Deze had mijn vader destijds bij zich’. Op de zwart-wit foto staan twee meisjes in mooie jurkjes: rechts Ada en links Greetje (dochter Liezbeth en zoon Nico worden pas na de oorlog geboren). De meisjes scheelden zo’n drie jaar in leeftijd. ‘Die foto liet hij aan de baron en barones zien, om ze zijn gezin te laten zien. Die had hij altijd in de zak van zijn zware jas zitten.’ Vader Witkamp blijft uiteindelijk enkele maanden op Huis Landfort. Hij woont bij de koetsier en zijn gezin in huis. ‘Hij werkte daar op het land. Eggen, ploegen, allerlei bezigheden buiten. Hij was ook veel met de paarden bezig. Als we er later kwamen, deed hij een bepaald fluitje en dan kwamen ze zo aangelopen’, weet Ada nog.
‘We zijn er later een paar keer geweest. Dan gingen we altijd koffie drinken bij dochter Dina. En we sliepen bij oma Wensink, de vrouw van de koetsier, in het kleine huisje. Die woonde aan het eind van de weg. Heel eenvoudig, zonder toilet’, vertelt Liezbeth, ‘Nico en ik zijn nog een keer met onze ouders naar het landhuis geweest. De mevrouw was toen al weduwe geworden. We hebben in de tuin thee gedronken en gespeeld. Maar we zijn nooit binnen geweest hoor.’
Vader Nico komt ook niet vaak in het grote huis tijdens zijn verblijf op Landfort. Ada vertelt dat de eigenaars destijds twee zoons hadden, een tweeling, en een dochtertje Bertie. ‘Zij was een nakomertje. Een van de zoons was voor de oorlog geëmigreerd naar Canada, dus in het landhuis woonden toen twee kinderen,’ weet Ada, ‘Bertie speelde veel met Dina, de dochter van de koetsier. Mijn vader ontfermde zich bij bombardementen vaak over die meisjes. Dan schuilden ze met zijn allen in de kelder van het landhuis. Die was zo laag dat ze plat moesten liggen, bovenop elkaar.’
De gebeurtenissen van de oorlog hebben duidelijk veel impact gehad op hun vader. ‘Het heeft een hele tijd geduurd voor hij meer ging vertellen over die periode. Hij is na de oorlog ook lange tijd ziek geweest, hij heeft veel getobd met zijn gezondheid,’ zegt Liezbeth. Nico is altijd bij de RET blijven werken; eerst als trambestuurder, later als buschauffeur. ‘Vader is vroeg met pensioen gegaan, ook vanwege zijn gezondheid. Het was een hele warme, charmante man. Iedereen liep met hem weg en hij was dol op kinderen. Hij verdiepte zich ook graag in van alles en kon prachtig vertellen.’
‘Landfort is eigenlijk altijd een rode draad geweest in mijn vaders leven. Hij heeft ook altijd contact gehouden met de koetsier en zijn dochter. Aan die mensen had hij zijn leven te danken’, legt Liezbeth uit, ‘daarom heeft de buitenplaats altijd onze interesse gehad. Toen we lazen dat het hersteld was, zeiden we meteen: we gaan kijken. Het is heel bijzonder om te zien hoe mooi het nu is geworden. Toen wij er voor het laatst waren, was het zo verwaarloosd’.
Ada vertelt hoe ze een rondleiding kregen in het gerestaureerde landhuis. ‘We vertelden aan die mevrouw dat onze vader hier tijdens de oorlog in de kelder ging schuilen. Zij antwoorde “maar dat kan helemaal niet, want dat is zo’n ondiepe kelder”. Toen zei ik “dat weet ik, want ze moesten op elkaar liggen.” Zo komt een onbekend stukje geschiedenis over Huis Landfort weer naar boven. De plek waar hun vader Nico Witkamp de laatste maanden van de oorlog veilig heeft doorstaan.
Meer lezen over Megchelen in de Tweede Wereldoorlog?
Theo Nijland, de man met de lange ladder vertelt het verhaal van het gezin van Theo en Lieske Nijland uit het kleine grensdorp Megchelen. Het paar trouwt in de crisisjaren, sticht samen een gezin en wordt vervolgens geconfronteerd met de harde werkelijkheid van de Duitse bezetting. Met het einde van de oorlog in zicht wordt het gezin getroffen door een dramatische gebeurtenis. Dit boek is een ode aan de kracht, strijdbaarheid, doorzettingsvermogen en de liefde van eenvoudige, hardwerkende mensen als Theo en Lieske, hun kinderen en dorpsgenoten in tijden van crisis, oorlog en wederopbouw.
Het boek is te koop bij stichting Erfgoed Landfort tijdens kantooruren.