Hergeboorte van Huis Landfort
In 2017 is stichting Erfgoed Landfort (sEL) opgericht om in Nederland een plek te creëren waar de bijzonder belevingswaarden op historische buitenplaatsen gedeeld kunnen worden met een breed en geïnteresseerd publiek. sEL verwerft en herstelt de historische buitenplaats Huis Landfort met een verbluffend resultaat als gevolg, heeft de culturele ANBI-status voor onbeperkte tijd en is hiermee een gewaarmerkt cultureel-maatschappelijk initiatief. Zij bezorgde Huis Landfort een renaissance en streeft ernaar om rond Huis Landfort een vitale gemeenschap te creëren die de historische buitenplaats gaat dragen.
Bewonersgeschiedenis – In 1434 voor het eerst genoemd
Dit heerlijke domein op de Nederlands-Duitse grens wordt in 1434 voor het eerst in een verkoopacte genoemd. De daarin genoemde naam Lanckvoort slaat op een doorwaadbare plek of voorde in de Oude IJssel. In de lange geschiedenis van de buitenplaats vormen geldzorgen rond de instandhouding een rode draad. Daarom is het des te opmerkelijker dat Huis Landfort alle zorgelijke tijds- en instandhoudingszorgen heeft weten te overleven.
Vanaf 1462 worden diverse geslachten met de landerijen beleend. Door de tijd heen gaan verschillende eigenaren failliet of kunnen geldleningen niet terugbetalen. Dit is de reden dat Huis Landfort telkens weer in andere handen komt waardoor deze plek wel leed onder verwaarlozing en gebrek aan zorg.
Als de buitenplaats in 1610 in het nabije Duitse Emmerik onder de hamer gaat, telt het ruim zestien hectare of achttien morgen land. Dat men het in die tijd een havezate noemt, komt doordat het eigendom was van een edelman. Er zijn op dat moment grachten, wallen, hakhoutbossen, een boomgaard, viswaters en een jachtterrein. Tijdens de 18de eeuw betaalt Konrad de Groot, luitenant bij het Hollandse leger, nog maar fl 3.210, – voor Landfort en ook hierna bleef het huis van hand op hand gaan.
Rond 1787 volgt een grote verbouwing waarbij de karakteristieke hoektorens verdwijnen. Dan ook vervangt men de kruiskozijnen door schuiframen. Midden op het dak plaatst men een kleine charmante toren met uurwerk en luidklokje. In huis verandert er dan mogelijk nog meer want als H.J. Scharff in 1789 Huis Landfort aankoopt, betaalt hij er maar liefst fl 28.350,- voor. Bij die verkoop wordt de buitenplaats als volgt aangeprezen: “met deszelfs heerenhuizing, tuinmanswoning, stalling, koetshuis, Oranjerie, graan- en andere schuren, duivenvlugt en menagerie, bouw, weij en hooilanden en houtgewassen alsmede alle de Broeijkassen enz enz”.
Vanaf 1802 komt Huis Landfort in het bezit van de kapitaalkrachtige Mr. Gerrit Willem van Motman. Hij is een kinderloze weduwnaar, jurist en inspecteur generaal van de domeinen. Door zijn vele functies was hij zeer vermogend geworden. Hij koopt Huis Landfort voor de som van fl 18.500, – en noemt zich sinds de aankoop Gerrit Willem van Motman van Landfort. Van Motman sterft in 1823. Zijn erven veilen Huis Landfort op een publieke veiling in Gendringen. Toen bestond het huis slechts uit het corps de logis en bezat dus nog geen zijvleugels.
In 1823 wordt Johann Albert Luyken (1785-1867) eigenaar van dit goed. Hij biedt maar liefst fl 20.798, – en betaalt dit in contanten. Met de komst van Johann Albert Luyken komt Huis Landfort voor lange tijd in een rustig vaarwater.
Johann Albert Luyken
Eerder in 1810 had de Duits-Nederlandse familie Luyken het bij het Duitse Rees gelegen Schloss Sonsfeld-Wittenhorst verworven, inclusief de heerlijke rechten die weldra in handen komen van Johann Albert. In Wesel stond het familiehuis. Na de aankoop ondergaat het landhuis en omliggende park een volledige metamorfose en revitalisatie. Overigens koopt Johann Albert op 25 april 1825 oude leenrechten van de Fürst zu Salm-Salm af en zo komt een einde aan een lange periode van leenhorigheid, die eeuwen eerder begonnen was.
Luyken doet zijn aankoop met het vermogen van zijn 21 jaar oudere zuster de weduwe Christina (Stiencke) Waltmann-Luyken. Bij leven was haar man bankier, vastgoedeigenaar en handelaar. Dit maakt haar na zijn dood tot een puissant rijke vrouw. Omdat zij de behoefte voelde dichter bij haar familie in Wesel te wonen, werd Huis Landfort aangekocht door haar jongste broer waarbij zij de voorwaarde stelt ook op deze buitenplaats te willen gaan wonen en dat eventuele revenuen uit deze bezittingen haar zullen toekomen.
Johann Albert Luyken is het tiende en laatste kind van de succesvolle koopman Daniël Luyken en Christina Gerdrutha Löhr. Na het gymnasium gaat hij in Göttingen en Halle studeren en bekwaamt hij zich als oogarts, chirurg en gynaecoloog. Ook vindt hij de studie van bomen en heesters (dendrologie) interessant. In die tijd behoren botanische studies nog tot de opleiding tot arts. Deze interesse mondt uit in zijn grote passie voor mossen, bomen en heesters. Na zijn huwelijk met zijn in Amsterdam woonachtige achternicht Christina M.B. Luyken (1797-1849), vestigen zij zich op Huis Landfort samen met Stiencke. Triest genoeg sterven hun drie kinderen allen voortijdig. Als ook Christina overlijdt, hertrouwt hij de 37 jaar jongere Emma C. Viebahn, samen krijgen ze vijf kinderen. Bij de geboorte van hun laatste kind is Johann Albert 76 jaar. Hij is tot zijn dood op bijna 82-jarige leeftijd in 1867 op Huis Landfort blijven wonen en ligt begraven op het kleine grafeiland in het park. Zijn oudste zoon Albert Gustav Hermann Luyken (1856-1933) erft de buitenplaats.
Verbouwing van het landhuis
Voor de 19de eeuw bezat het landhuis van Huis Landfort vier hoektorens die bekroond waren met uivormige helmdaken. Het huis was omgracht en er leidde een brug naar de toegangsdeur. Er waren twee bouwlagen en een zolder. In de 17de en 18de eeuw had het huis aan vier zijden vensters met luiken. Zo ongeveer staat het huis er bij tot 1823-27, door toedoen van Johann Albert krijgt het huis zijn huidige vorm met halfronde vleugels. Daarbij is het centrale deel of corps-de-logis opgegaan in het vernieuwde huis. Nu nog kan men op de zolder van het landhuis een deel van de 17de-eeuwse overkapping zien. De huidige kelder resteert nog uit die tijd.
Johann Albert bemoeit zich intensief met de verbouwing en uitbreiding van het landhuis, ruimtes in huis worden geschikt gemaakt voor zijn botanische liefhebberijen. Zo bezit hij een uitgebreide plantenverzameling, een grote bibliotheek met medische en botanische boeken en legt hij tijdens zijn studiereizen herbaria aan (Bewaard gebleven en op aanvraag te zien in het Westfälische Landesmuseum für Kunst und Kulturgeschichte in Münster).
De aangebouwde vleugels met de daarin gevestigde inpandige oranjerie voor de overwintering van zijn subtropische plantencollectie is uniek voor ons land. De uit Anholt afkomstige architect-aannemer Johann Theodor Übbing tekent uitzonderlijke bouwplannen inclusief de opmerkelijke heteluchtverwarming in de kelders. Tevens valt op dat het huis geen upstairs/downstairs indeling kent, de keuken en andere dienstvertrekken bevonden zich op dezelfde etage als de meer representatieve ruimtes van de familie.
Park, tuin en moestuin
Johann Theodor Übbing en Johan David Zocher jr.
Architect-aannemer Übbing is in dienst bij de Fürst zu Salm-Salm op de Wasserburg Anholt en wordt door hem ‘uitgeleend’ aan Luyken. Ook Johan David Zocher jr. raakt betrokken bij de renovatie en herinrichting van het park van Huis Landfort. Uit de cartografie die Übbing aan het begin van de werkzaamheden maakt, blijkt dat de vroegere indeling van de landerijen rond het huis wat recht toe, recht aan was. Er staat een menagerie, er zijn hakhoutbossen, houtwallen, bouwland, een visvijver en grachten. Rond 1825 transformeert het geheel naar een landschappelijke aanleg met slingerpaden, een meanderende beek en Übbing ontwerpt zelfs de unieke Turkse of Ottomaanse duiventoren.
Helemaal duidelijk is de rolverdeling tussen Übbing en Zocher jr. tot op heden niet. Alhoewel Übbing een bijdrage aan het tuinontwerp lijkt te hebben geleverd, lijkt het er tevens op dat zijn ontwerp niet volledig aan de wensen van Johann Albert Luyken tegemoet kwam. In 1825 bracht landschapsarchitect Johan David Zocher jr. een bezoek aan Luyken op Huis Landfort, een aantal ongesigneerde en ongedateerde ontwerpen voor het huis, allen in classicistische stijl, worden aan hem toegeschreven. Toch zijn meerdere elementen op deze buitenplaats eerder Duits dan Nederlands te noemen. De inpandige oranjerie, de heteluchtverwarming in het huis, het eiland met de familiegraven en de Oosterse duiventoren zijn elementen die eerder bij onze oosterburen te vinden zijn dan bij ons. Hierdoor is de veronderstelling aannemelijk dat Übbing, in nauw overleg met de in Duitsland opgegroeide Johann Albert Luyken, een substantieel aandeel in de vormgeving van het geheel heeft gehad.
De moestuin
Huis Landfort bezit vanouds een moestuin, die Zocher jr. tekende rond een langgerekte 18de-eeuwse visvijver. Op de noordzijde bevindt zich het koetshuis met een grondoppervlak had van 13 x 50 meter en diende om er koetsen, paarden, tuingereedschap en later auto’s te stallen. Ook was er een tuinmanswoning. De moestuin is gedeeltelijk omgeven door leifruitfruitmuren en er zijn (lei-) fruitbomen. Die situatie is grotendeels hersteld.
Ottomaanse duiventoren
De Moorse duiventoren die Übbing in 1825 voor Huis Landfort ontwerpt, diende als verblijf voor 164 paar duiven, kalkoenen, fazanten, ganzen en kippen. Het is een voor ons land uniek voorbeeld van een tuinelement in de zogenaamde Oosterse, Moorse of Ottomaanse stijl. Rond 1970 is de in 1945 zwaar beschadigde duiventoren gerestaureerd als een middeleeuwse toren met een dak. Na 2000 wordt de toren aan de hand van oude ontwerpen en foto’s gerestaureerd en herkrijgt het wederom zijn Moorse uitstraling.
Twee Bruggen
In het park bevinden zich twee bruggen. De voorbrug is een ontwerp van ingenieur Carl August Wilhelm Luyken wiens oudere broer Albert Gustav het landhuis bewoonde. De achter in het park gelegen sierlijke boogbrug dateert uit 1872 en is in een ijzergieterij te Isselburg nabij Anholt geconstrueerd. Deze brug bood de bewoners de mogelijkheid om de slotgracht over te gaan voor een wandeling in het bos.
De Tweede Wereldoorlog en daaropvolgende jaren
Tot aan maart 1945 kabbelt het leven hier rustig voort maar dan vinden hier zware oorlogsgevechten plaats en raakt het hoofdhuis zwaar beschadigd. Ook het koetshuis met de paardenstallen en tuinmanswoning brandt af. De duiventoren en vele bijzondere bomen in het landschappelijke park hebben zwaar te lijden. De toenmalige eigenaar Albert Wilhelm Luyken besluit het gebouw van de totale ondergang te redden door het met een noodrestauratie slechts gedeeltelijk en provisorisch te herstellen. Hij besluit met zijn vrouw en gezin in het zwaar gehavende hoofdhuis te blijven wonen.
De laatste bewoner van de familie Luyken
Dr. Albert Carl Jonas Luyken (1923-2012) is de vierde en laatste generatie Luyken die eigenaar is van Huis Landfort. Uiteindelijk lukt het hem niet het zwaar gehavende huis te restaureren en ziet hij zich genoodzaakt het vervallen Huis Landfort met de omringende landerijen en bossen (42 hectare) in 1970 aan de Stichting Het Geldersch Landschap te verkopen. Wel bleef de familie er nog tot 1979 wonen. Hierna staat het gebouw tot 1998 leeg, al dient het enige jaren krakers tot woning. Als laatste eigenaar bedingt Albert Luyken wel het recht voor zichzelf en zijn familie om op het grafeiland in het bospark van Huis Landfort te mogen worden begraven.
Stichting Rhyngeest
In 1980 financierde Stichting Het Geldersch Landschap & Kasteelen een cascorestauratie. Ook werden grachten gebaggerd, de verdwenen visvijver in de moestuin uitgegraven en zichtlijnen hersteld. Vanwege de toen nog onduidelijke toekomst wordt het interieur niet aangepakt. Dat geschiedt in opdracht van Stichting Rhyngeest van restauratiearchitect Bob van Beek in 1998 wel. Hij koopt Huis Landfort voor een symbolisch bedrag van een gulden en neemt de restauratieplicht op zich. Van Beek doet dit respectvol en grondig waarbij hij zoveel mogelijk elementen uit verschillende perioden bewaard. De stichting voltooit het herstel van het interieur waarna Van Beek zich hier vestigt. Ook het park wordt gefaseerd opgeknapt naar het ontwerp van Zocher jr. Mede dankzij deze inspanningen is Huis Landfort behouden gebleven.
Het verlangen van stichting Erfgoed Landfort
Een belangrijke doelstelling van sEL is een verantwoord herstel en toekomstig behoud van Huis Landfort. Bij de renovatie werd vooral gekeken naar de situatie van de jaren 1823-1827. Verdwenen tuinsieraden en bouwkundige elementen zijn teruggebracht op Huis Landfort. Zo is het koetshuis herbouwd, de verdwenen moestuin geherintroduceerd, het landhuis volledig gerestaureerd zowel binnen als buiten inclusief het geschikt maken voor bewoning en de inrichting met passend meubilair en kunstvoorwerpen, zijn alle bruggen gerestaureerd en werd het park volledig onder handen genomen.
sEL gaf Huis Landfort een hergeboorte en maakte er een goed ingerichte, plant-, boom- en bloemrijke buitenplaats van waar geïnteresseerde bezoekers uitgelegd krijgen wat de esthetische waarden van historische buitenplaatsen zijn, hoe natuurwaarden op buitenplaatsen worden benut, wat zichtassen zijn, etc. Voor het terugbrengen van de bijzondere planten- en boomsoortenrijkdom die destijds door Johann Albert op Huis Landfort werd ingebracht, is een oranjerie geplaatst. Ook is het oorspronkelijke ontwerp van Johan David Zocher jr. grotendeels hersteld, is de tuin gerenoveerd op basis van historisch onderzoek en de bloeiende planten, stinzenplanten, rozen- en bloemperken vormen samen met de kuipplanten weer een aantrekkelijk geheel. Alle woonvertrekken zijn in stijl gestoffeerd en ingericht met (kunst)voorwerpen uit de eigen collectie, de schenking Luyken, bruiklenen en aangekochte voorwerpen, tezamen leveren ze een samenhangend en aantrekkelijk ingericht huis op. Het landhuis wordt particulier bewoond. De ervaring leert immers dat het bewonen een goede manier is van behoud van een historische buitenplaats. Zo is er goede aandacht voor het huis en de tuin, wordt er geleefd en zo voorkomen dat het huis een museale uitstraling krijgt.
Iedereen met belangstelling voor historische buitenplaatsen is welkom op Huis Landfort. Zo levert de stichting een bijdrage aan het vergroten van de maatschappelijke appreciatie van de historische buitenplaatsen en creëert zo meer draagvlak voor hun algemeen behoud.